Installatielocatie bepalen: De installatielocatie van het laagspanningsschakelapparaat moet worden bepaald op basis van de ontwerptekeningen en worden bevestigd.
Montage: Monteer elk onderdeel volgens de instructies en het plan, inclusief het installeren van unitmodules, dwarsbalken, basissen, eindplaten, enz., en inspecteer ze na de montage.
Kabels aansluiten: Sluit het laagspanningsbord volgens het bedradingsschema aan op de bijbehorende kabels en let daarbij op de juiste plaatsing van de bedradingsklemmen.
Aarding: Zorg voor een goede aarding tussen delaagspanningsschakelapparatuuren apparatuur, en voer indien nodig aardingstests uit om een correcte aansluiting te garanderen.
Foutopsporing: Na de installatie moet er foutopsporing worden uitgevoerd om te controleren of verschillende functies en prestatie-indicatoren normaal zijn, en indien nodig moeten kalibratie en aanpassing worden uitgevoerd.
Implementeer beschermende maatregelen: Noodzakelijke beschermende maatregelen moeten worden geïmplementeerd in overeenstemming met de installatieomgeving en relevante regelgeving, zoals bliksembeveiliging, bescherming tegen waterinsijpeling, enz.
Voer ten slotte een uitgebreide test en inspectie uit van de laagspanningsschakelaars om de normale werking ervan te garanderen en de verwachte functies, effecten en veiligheidseisen te bereiken.
We use cookies to offer you a better browsing experience, analyze site traffic and personalize content. By using this site, you agree to our use of cookies.
Privacy Policy